Een moutsoort ontleent zijn naam aan de wijze waarop ze wordt geproduceerd. Vervolgens geeft de mouterij de mout een commerciële naam.

--> In recepten is het van belang de ‘soortnaam’ te gebruiken en niet de commerciële naam, tenzij je ook de naam van de mouterij vermeldt. Daarnaast hoort ook de EBC waarde, een getal dat de kleur aangeeft -hoe groter het getal, hoe donkerder de mout-, vermeldt te worden.

Het mout proces bestaat uit 5 fasen:

  • Weken
  • Kiemen
  • Drogen
  • Eesten
  • Poetsen

 

Door variatie aan te brengen in deze fasen ontstaan verschillende soorten mout. Grofweg zijn er vier hoofdsoorten mout.

Als eerste hoofdsoort is er Pilsmout. Hiervoor worden de gerstekorrels gedurende 24 uur geweekt. Daarna volgt het kiemen. Dat duurt ongeveer 5 dagen. Tijdens het kiem proces worden de korrels voortdurend omgeschept en de omgevingslucht ververst. Als het kiemproces ver genoeg gevorderd is, wordt het gestopt door de korrels langzaam droog te blazen bij ongeveer 40°C. Nu volgt het afeesten bij ca. 85°C. Er ontstaat zo mout met een melige brosse inhoud en een witte kleur. Pilsmout heeft een EBC waarde van ±3. Pilsmout bevat veel enzymen.

Een tweede hoofdsoort is broeimout. Ze lijkt uiterlijk erg op pilsmout alleen worden de gerstekorrels tijdens het kiemen niet omgeschept. De temperatuur neemt daardoor toe (broeien). En er ontstaan suikers. Bij het afeesten worden verschillende temperaturen gebruikt zodat er verschillende eindproducten ontstaan. Ze zijn alle melig en bros van binnen, de kleur is meer beige door caramellisering. Münchenermout (20 EBC) en ambermout (50 EBC) zijn twee bekende broeimoutsoorten. Mouterij Dingemans in Stabroek maakt ook 2 donkere soorten broeimout die ze karamelmout noemen. Ze hebben een 10 en een 150 EBC variant. Dit is een commerciële naam en heeft niets met het type karamelmout te maken. De mouten tot 15 EBC, zoals bijvoorbeeld münchenermout bevatten nog veel enzymen.

Tegenwoordig wordt deze tweede soort steeds vaker gemaakt uit pilsmout. De lichte versuikering vindt dan plaats tijdens het drogen in plaats van tijdens het kiemen.

De derde hoofdsoort is gebrande mout. Dit is pilsmout die op hogere temperaturen wordt afgeëest. Dit gaat tot roosteren toe waarbij de mout wordt bevochtigd om ontbranding te voorkomen. Chocolade­mout heeft een EBC kleur van ca 800-900. Zwarte mout is nog donkerder ca. 1200-1400 EBC. De korrels zijn echt zwart. Door de hoge temperaturen waaraan deze mouten zijn blootgesteld zijn alle enzymen vernietigd. Bij de ontbitterde versies zijn de blezen voor het roosteren verwijderd.

Dan is er als vierde hoofdsoort karamelmout. Hier wordt de droogstap gewijzigd. De nog vochtige gekiemde gerstekorrels worden gedurende 3 uur in een trommel rondgedraaid op ca 65°C (de mouter kan ook geweekte pilsmout gebruiken). In de korrels vindt dan een maischproces plaats. Het zetmeel wordt omgezet in suikers. Daarna wordt gedroogd. Tijdens het drogen kristalliseert de suiker. De korrels zijn glazig en hard van binnen, ze lijken wel van kandijsui­ker. Door afeesten ontstaan verschillende EBC waarden. Mouterij Dingemans uit Stabroek geeft zijn karamelmouten het voorvoegsel cara en vervolgens de EBC waarde in de naam. Zo hebben ze cara 10, cara 50, cara 100, cara 150 en cara 300. Voorheen noemden ze de cara 150 ook wel kristalmout. Ook karamelmouten bevatten geen enzymen meer.

Er bestaan ook nog een paar bijzondere mouten zoals bijvoorbeeld rookmout en zuurmout. Deze mouten worden vooral gemaakt voor de Duitse bieren. Volgens het Reinheitsgebot mag bier slechts worden gemaakt uit water, mout, hop en gist. Deze moutsoorten zijn zodanig bewerkt dat zonder extra toevoegingen, de brouwer toch bier kan maken volgens het Reinheitsgebot.

PilsmoutTarwemoutKaramelmoutChocolademout









Van links naar rechts: Pilsmout, tarwemout, karamelmout, chocolademout.

Er wordt in de brouwerij ook gebruik gemaakt van andere granen dan gerst. Soms zijn ze vermout zoals bijvoorbeeld tarwemout. Niet vermoute granen moeten voorbewerkt worden om te kunnen worden gemaischt. Het zetmeel is anders niet oplosbaar. Een gemakkelijke manier om ze te gebruiken is in de vorm van vlokken.

Vlokken zijn gestoomde en geplette graankorrels. Je kan ze zo mee maischen. Vlokken bevatten geen enzymen en geen blezen, dus je moet ze in combinatie met mouten die ze wel hebben gebruiken

Ruwe granen, dat wil zeggen ongemoute graankorrels moeten eerst verstijfseld worden. Hier gaat deze cursus niet op in.

Met al deze soorten mout is het mogelijk bieren te maken met een veelheid aan smaken. Donkere mouten -die met een hoog EBC getal- geven over het algemeen veel smaak en veel kleur. Je moet er spaarzaam mee omgaan. In de tabel staan de meest gebruikte mouten en vlokken nog eens genoemd.

Soort

Eigenschappen

Pilsmout 3 EBC

Basismout voor alle biersoorten te gebruiken tot 100%.

Tarwemout 3 EBC

Deze mout geeft een mooie schuimkraag en zal een wittige kleur opleveren. De smaak wordt wat lichter en zuriger. Maximaal 50% voor Witbier, overige bieren tot 25%. (tot 60% is mogelijk)

Palemout 7 EBC

Basismout voor amber bieren, gebruik tot 100%. Smaakmaker voor blonde bieren tot 30%. Ze geeft een moutig karakter.

Münchenermout 15 EBC

Basismout voor donkere bieren, gebruik het tot 100%.

Ambermout 50 EBC

Geeft een vollere smaak en een donkerder gele kleur aan blonde bieren. Gebruik niet meer dan 10%.

Aromamout 150 EBC

Geeft een vollere smaak en een donkerder gele kleur aan blonde bieren. Gebruik niet meer dan 10%.

Karamelmout 150 EBC

Geeft een volle ronde karamelsmaak en veel kleur. Maximaal 10% anders gaat het overheersen

Special B Mout 350 EBC

Deze mout geeft een licht rozijn-achtige smaak/aroma aan het bier . Gebruik deze mout in recepten tot 10%

Chocolademout 900 EBC

Geeft veel kleur en een branderige bitterige chocolade-achtige smaak. Gebruik niet meer dan 5%. Alleen bij Stout bieren kan je iets meer gebruiken (tot 8-10%)

Zwartmout 1200 EBC

Net als chocolademout maar dan nog zwarter, bitterder en gebrander. Gebruik niet meer dan 3%. Alleen bij Stout bieren kan je meer gebruiken.

Tarwevlokken

Bij grotere hoeveelheden geeft tarwe een zurige smaak. Mooi schuim. Wordt veel gebruikt in Witbier

Gerstevlokken

Mooi schuim en volle smaak

Havervlokken

Minder goed voor het schuim door het hoge olie gehalte. Wordt veel gebruikt in Witbier

Maïsvlokken

Maakt bier lichter drinkbaar. Een beetje ‘commerciële’ smaak

Rijstvlokken

Verzacht de moutsmaak en het bier wordt droger.

 

  • Pilsmout is de basis van bijna alle bieren, Bij Engelse bieren is dat vaak Palemout (7 EBC). De overige moutsoorten worden als ‘Smaakmaker’ in veel kleinere hoeveelheden toegevoegd.
  • Münchenermout wordt ook wel donkere mout genoemd. Ook deze mout kan als basis dienen.
  • In oudere recepten spreekt men veel van kristalmout, dit is een karamelmout van 150 EBC (cara 150 Dingemans, Stabroek)
  • Pas op met oudere recepten en karamelmout. Meestal wordt dan broeimout bedoeld.
  • De broeimoutsoorten van 100 en 150 EBC worden tegenwoordig ook aromamout genoemd.
  • Voor meer info over moutsoorten: www.specialtymalts.com/dingemans of www.weyermann.de